Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen werd Daniel voor den koning ingebracht. De koning [45]antwoordde en zeide tot Daniel: [46]Zijt gij die Daniel, een uit de gevankelijk weggevoerden van Juda, die de koning, [47]mijn vader, uit Juda gebracht heeft? 45. Dat is, hief aan te spreken, en alzo elders meer. 46. Dit vraagt de koning met verwondering. Hij kent Daniel niet, die nochtans van zijn grootvader gesteld was tot een heerser over de ganse provincie van Babel, hfdst.2 vs.48. Maar daarna schijnt hij van Belsazar teruggesteld en vergeten te zijn, zodat deze koning hem niet kent. Het kan wel wezen dat enige staatzuchtigen hem uit alle bedieningen te stoten gearbeid hebben, en dat hij niet veel tegenweer gedaan heeft om daarin te blijven, wetende hoe besmettelijk der koningen hoven zijn. 47. Dat is, mijn grootvader Nebukadnezar.